Een blog van Michel ten Brummelhuis, project- en accountmanager bij Argaleo
Net als velen van ons, werk ik in deze bijzondere tijd veel vanaf huis. De oude kamer van mijn dochter, inclusief roze behang en posters van K3, is alweer een poosje mijn dagelijks kantoor. Omdat mijn leven zich vooral thuis afspeelt, is het heerlijk om iedere dag er even uit te gaan voor een flinke wandeling, frisse neus en -kop. Zo in en rond huis, lijkt het leven soms saai en stil te staan. Het tegenovergestelde is echter waar. Mijn werk is nog nooit zo leuk, dynamisch en interessant geweest. Ik zie namelijk een behoorlijke verschuiving in hoe overheden ‘informatie op de kaart’ organiseren en gebruiken. In deze blog, zo op het einde van het jaar, neem ik jullie graag mee om terug te kijken naar deze veranderingen. Daarbij geef ik ook aan hoe wij als Argaleo hierop aansluiten.
Geografische beelden als Kampvuur
De overheid staat in deze tijd voor vele maatschappelijke uitdagingen. Of het nu gaat om het werken aan een gezonde en veilige leefomgeving of vanwege het verduurzamen en meer bereikbaar maken van steden: om resultaten te halen in de aanpak van deze grote onderwerpen, is het belangrijk dat beleidsafdelingen samenwerken.
Zo draagt een levendige wijk bij aan een meer algemeen gevoel van veiligheid bij bewoners en bedrijven. Gemeenten zien hiervoor dan ook de noodzaak om meer samenwerking te organiseren tussen bijvoorbeeld de domeinen, ruimtelijke ordening, economie, zorg en openbare orde en veiligheid. Die samenwerking start vanuit een gezamenlijk samenhangend beeld op het gebied. De kaart, geografische informatie, vormt daarbij een katalyserende rol. Joost de Kruijf (Programmaleider bij het LCB) vertaalde onlangs deze drijvende rol naar een rake metafoor. In zijn ogen heeft een kaart namelijk dezelfde functie dat een kampvuur heeft tijdens een kampweek. Dit als plek waar mensen bij elkaar komen, kijkend naar de vlammen en waar verhalen tussen mensen loskomen, goede ideeën ontstaan en nieuwe afspraken worden gemaakt. Die metafoor is de inspiratie geweest voor dit verhaal.
Waar informatie op de kaart voorheen vooral iets was van voornamelijk geografische informatietechneuten (Ook wel ‘Gissers’ genoemd), die collega’s af en toe van kaarten voorzag, vormt het nu een goed middel om gesprekken tussen mensen en afdelingen op gang te krijgen. Ook is het nu een belangrijke informatiebron voor bestuurders, programmamanagers, beleidsadviseurs en uitvoerders. Een van de meest bepalende verschuivingen in mijn vakgebied is dus dat het gebruik van geografische informatie, steeds beter de weg vanuit de kelder of achterhoede naar de ‘front linie’ van overheidsorganisaties weet te vinden. Ik spreek daarom vaker direct met vertegenwoordigers uit de business. Hierdoor zie ik nog meer de toegevoegde waarde van informatie voor de praktijk. Dat maakt mijn vak in deze tijd zo gaaf.
Kampvuur; Symbool voor de nieuwe rol van geo-informatie
Van verkokerde registraties en gegevens naar integrale informatie
Om bestuurders en de verschillende domeinspecialisten dagelijks te kunnen voorzien van een totaalbeeld, is de behoefte naar integrale informatie toegenomen. Daarnaast is het door de genoemde verschuiving in gebruik (door juist ook bestuurders en beleidsmakers) belangrijker dan ooit deze informatie simpel te duiden en eenvoudig toegankelijk te maken.
De uitdaging van informatiemanagers bij gemeenten en veiligheidsregio’s is vooral de benodigde informatie uit de veelheid aan bronnen, actueel en in samenhang beschikbaar te krijgen en te houden.
Basisregistraties
Gelukkig kennen we nu de 10 basisregistraties. Dit zijn registraties die door alle overheidsorganisaties gebruikt moeten worden bij de uitvoering van wettelijke taken. Zo handelen alle overheden vanuit dezelfde informatie, met minder kans op fouten in het gebruik van gegevens. Iedere basisregistratie is opgezet vanuit een bepaald proces of voor een bepaald domein. Bijvoorbeeld de basisregistratie adressen en gebouwen voor het beheren van adresgegevens en een aantal gebouwkenmerken. Het zijn daarmee van nature verkokerde registraties waarbij overheidsorganisaties zelf faciliteiten moeten inregelen om gegevens uit meerdere registraties in samenhang te kunnen brengen en gebruiken.
Het is mooi om te zien dat het rijk en de gemeenten verschillende initiatieven ondernemen om het voor organisaties gemakkelijker te maken, gegevens uit verschillende basisregistraties te kunnen combineren. Zo is er de beweging Common Ground, het programma DiS-geo en de opschalingsmethodiek Samen Organiseren. Deze initiatieven hebben echter wel veel tijd nodig voordat concreet en breed inzetbare resultaten worden opgeleverd. Daarnaast moet iedere overheidsorganisatie nog steeds zelf veel organiseren en inregelen om gegevens uit de verschillende basisregistraties te kunnen bevragen en in samenhang te kunnen ontsluiten en gebruiken.
Nog meer overheidsbronnen
Het bestaan van de basisregistraties helpt informatiemanagers bij hun adviezen voor de organisatie. In dit tijdperk van data produceren gemeenten, provincies en het rijk echter veel meer relevante gegevens en informatie dan die wordt beheerd en ontsloten vanuit de 10 landelijke voorzieningen. Waar het aantal basisregistraties beperkt is en een duidelijke governance heeft, is het landschap met faciliteiten waar open data (open overheidsbronnen) te vinden zijn, nog steeds sterk versnipperd.
Gemeenten zijn hierdoor veel tijd kwijt aan het bij elkaar en in samenhang brengen van gegevens om bijvoorbeeld de veiligheidsrisico’s in de omgeving te duiden. Zij zijn dit vanuit de omgevingswet verplicht, omdat bij planvorming rekening gehouden moet worden met de mogelijke gevaren in een gebied. Om dit beeld te kunnen schetsen is het gebruik van alleen gegevens uit basisregistraties onvoldoende. Hiervoor is een combinatie van gegevens met verschillende open overheidsbronnen nodig.
Iets met het bekende wiel opnieuw uitvinden
In mijn contact met gemeentelijke informatie- en Domeinmanagers merk ik nog al eens de verbazing over het feit dat op honderden plekken in Nederland veel onnodige tijd en daarmee kosten verloren gaat aan het ‘sprokkelen’ van data. Juist nu gemeenten in deze bijzondere tijd van Corona, hun middelen extra efficiënt en effectief moeten inzetten
Het tegengaan van die onnodige verspilling van fte’s in het bij elkaar harken van data, vormde een belangrijke reden voor onze partner SPOTInfo om de Omgevingsserver te ontwikkelen. Dit dynamisch data platform in de cloud (DAAS) brengt nu al meer dan 250 relevante datasets met gegevens over de fysieke leefomgeving, uit basisregistraties en open overheidsbronnen, in samenhang bij elkaar en houdt deze ‘up to date’. Het geeft zo antwoord op de vraag: Wat staat waar? Dit gaat veel verder dan de standaard PDOK voorziening (publieke dienstverlening op de kaart). Alles wordt ontsloten via webservices en is door organisaties in het eigen applicatielandschap te gebruiken
Van 2D gisviewers naar Digital Twins
Gelukkig ervaar ik in de gesprekken met informatiemanagers of projectleiders dat ze geo informatie steeds meer inzetten als ‘het kampvuur’ binnen de organisatie. Bestuurders en beleidsmakers ontwikkelen beleid en maatregelen vaker vanuit een gezamenlijk totaalbeeld.
De Digital Twin, een 3D kopie van de fysieke leefomgeving in een gebied, is daarom aan een opmars bezig. In een Digital Twin is het effect van beleid, een maatregel of een calamiteit beter te interpreteren. Bijvoorbeeld de gevolgen van een brand in een kinderopvanglocatie gevestigd in een flatgebouw. Zeker voor bestuurders en beleidsmakers, die GIS een moeilijk onderwerp vinden.
Cap Gemini heeft recentelijk een rapport opgeleverd in opdracht van het Ministerie I&W: Een inventarisatie van Smart city projecten bij de G40 gemeenten. Treffend vind ik de conclusie dat het belangrijk is om direct data in samenhang beschikbaar te hebben in een Digital Twin. Vanuit een lege digitale kopie komt de beweging in het gebruik niet op gang, zo is de ervaring. Juist door een integrale inzichten te geven en de beelden te laten zien, ontstaat inspiratie, komen gesprekken tussen beleidsprofessionals en bestuurders op gang en gaat het concept leven.
Een andere aansprekende conclusie uit het rapport is dat het voor beleidsmatige inzichten niet nodig is om een zeer gedetailleerd beeld te genereren van de bebouwde omgeving in een stad. Dit kost heel veel tijd maar vooral heel veel geld. Daarbij, het vraagt heel veel rekenkracht van desk- en laptops. Dit zit juist het gebruik door bestuurders en beleidsprofessionals in de weg.
Dat is volgens opdrachtgevers van de projecten waar ik namens Argaleo bij betrokken mag zijn, juist een belangrijke kracht van onze 3D DigiTwin. Zij kunnen meteen aan de slag omdat ze met de combinatie van data uit de Omgevingsserver en eigen data van de organisatie, direct de nodige relevante integrale inzichten tot hun beschikking hebben. Zij zien dat het meteen collega’s inspireert om het te gebruiken en ideeën te verzamelen voor doorontwikkeling. De Inzichten worden gegeven in een goed en snel werkend 3D beeld (zelfs prima te gebruiken op mobiele apparaten).
Kampvuur verhalen in 2021
Ik ben blij met de ontwikkeling dat geografische informatie steeds belangrijker en vaker het vertrekpunt wordt binnen de verschillende beleidsdomeinen van de overheid. Mijn werk wordt daarmee meer zichtbaar en ik krijg hierdoor een betere blik op het succes van het gebruik in de praktijk. Juist door deze verschuiving zie ik erg uit naar komend jaar waar we bij Argaleo kunnen uitkijken naar vele mooie projecten.
Om de vraag naar ‘use cases’ te beantwoorden en om daarmee inspiratie te geven, zal ik in 2021 regelmatig een mooi kampvuur verhaal delen over het gebruik van onze DigiTwin.
Voor nu wens ik iedereen een mooie afsluiting van dit jaar toe!
Geïnspireerd?
Wilt u ook uw eigen kampvuur proberen en ervaren hoe de DigiTwin kan helpen bij het stimuleren van de verbinding tussen mensen en afdelingen binnen uw organisatie?